zondag 30 augustus 2009

Kortverhaal: Frühlingserwachen (2)

Terwijl ik langs het park naar huis wandel, zit Dorothea op haar werk. Ze werkt voor een kleine uitgeverij die voornamelijk kleuterliteratuur publiceert, het soort boekjes met boerderijdieren op die je mee in bad kan nemen. Ze werkt er samen met haar Melchior, de vormgever. Een groot deel van het werk houdt in dat ze moeten nadenken over de thema's en uitwerking van het volgende boek en daarvoor zitten ze samen aan een grote houten tafel, bezaaid met kleurstiften en grote vellen papier.
"Ik vrees dat een zeemeermin uitgespeeld is. Welk klein gezichtje klaart nu nog op bij het zien van een halfnaakt mens met een vissenstaart? Ik zou gewoon een duiker nemen, oude Jules Verne klasse," zegt Dorothea terwijl ze probeert een dolfijn te tekenen. Ze merkt dat het meer een klomp met vinnen is en kijkt op naar Melchior, die eigenlijk Brendt heet. Hij heeft warrig blond krulhaar en draagt bijna altijd een hemd met een trui daarover, het hemd altijd slordig in de broek gestoken, met een punt die er lang voren uithangt. Hij draagt het liefst wit, grijs en blauw en Dorothea merkt op dat haar blauwe trui enkele tinten donkerder is dan zijn trui. Ze werkt nog maar enkele weken met Brendt, daarvoor had ze twee vrouwelijke collega's. Hij is nog nieuw voor haar.
"Welke woorden nemen we? Zee, boot, vis, duiker dan, dolfijn, haai, meeuw, en?" Brendt schrijft al deze woorden op terwijl hij ze uitspreekt. Bij het horen van het woord dolfijn legt Dorothea snel haar hand over haar tekening.
"en makreel."
"Makreel? Denk je echt dat makreel een woord is dat kleuters zouden moeten leren?"
"Het zou voor een heropleving kunnen zorgen. Geloof me, binnen zo'n tien jaar zullen makrelen enorm in zijn."
"Ik weet zelfs niet hoe een makreel te tekenen."
"Dat is jouw zorg, ik ga naar de speelgoedwinkel om de concurrentie te bekijken. Teken jij alvast die duiker." Dorothea frommelt eerst het papier op waarop ze haar dolfijn had getekend, gooit het in de prullenbak en doet dan haar jas terug aan. Ze besluit om langs het park naar de speelgoedwinkel te wandelen..

Ik zit ondertussen op een bankje in het park. Ik had onderweg een brood gekocht om aan de eendjes te voeren, maar ik zag een vrouw met een kinderwagen me vreemd bekijken en laat het brood naast me liggen. Ik heb een goed zicht op de vijver, maar niet op de speeltuin en de ligweide. Enkele banken verder zit een oud vrouwtje, zij kan wel zowel de vijver als de speeltuin en de ligweide bekijken vanuit haar positie. Een professionele bankzitter. Ik wacht enkele minuten terwijl ik in gedachten tegen het oud vrouwtje zeg dat ze haar plaats aan me moet afstaan. Ze blijft zitten dus ik sta recht en wandel naar haar bank toe. Ze grijpt naar haar handtas als ik bijna aan haar bank toekom en kijkt me argwanend aan. Ik zet me naast haar, met een respectabele dertig centimeter afstand, sla mijn been over het andere en zeg; 'lekker weertje." Het oude vrouwtje knikt, staat recht en wandelt weg. Ik had me vergist. Omwille van de struiken had je niet zo'n goed zicht op de ligweide. Teleurgesteld sta ik recht en wandel onbewust naar diezelfde ligweide die ik zo graag had willen zien vanuit mijn plaats op de bank. Ik leg me op het gras en sluit mijn ogen. Zou de oude man zich verslapen hebben, of zou hij dood zijn?
Wanneer ik mijn ogen terug open zie ik Dorothea over me heen leunen.
"Lig jij hier vaak?"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten